Jij moet, jij moet.

Toen ik voorzitter was bij de museumtramlijn, was er een medewerker die mij regelmatig “tips” gaf. Meestal bestonden deze tips uit een zooi krantenknipsels met een snel gekrabbeld briefje met teksten zoals “dit zou je ook moeten doen”.

Regelmatig kwam de man met ideeën die soms best wel goed waren. Maar als ik dan vroeg om het verder uit te werken, gaf de beste man niet thuis. Hij vond dat het bestuur dat maar moest doen.

Toen ik een keer op een dak van een tram stond, begon hij mij de les te lezen hoe onveilig ik bezig was. Ik was gezekerd, dus veel kon mij niet gebeuren. Stomverbaasd was ik toen ik een paar weken later een melding kreeg dat de beste man in het ziekenhuis lag. Hij was van het dak van de remise gevallen en mensen hadden hem gevonden. Hij was zo slim om de vereniging aansprakelijk te willen stellen.” Je bent gevonden. Betekent dat dat jij alleen aan het werk was? Ja, ik zag een lek, en ben direct het dak op geklommen. O, maar dat betekent dat je alle veiligheidsregels hebt genegeerd.” Bij het trammuseum is het verplicht om met minimaal twee mensen aanwezig te zijn bij werkzaamheden.

De laatste aanvaring was tijdens een klusavond. De beste man was aan het lassen, en wilde aan het einde van de avond naar huis gaan, terwijl het verplicht is om na de laatste laswerkzaamheden twee uur aanwezig te blijven. Vloekend en tierend is de man achtergebleven.

De man heeft toen opgezegd.

Platte aarde.

Gisteren ontmoette ik eindelijk eens iemand die gelooft in de platte aarde. Terwijl ik in gesprek was over mijn politieke loopbaan en hoe ik in de wereld sta, ontstond er aan de tafel naast mij een vrij heftige discussie over de platte aarde. Met Bijbelteksten probeerde de man zijn gelijk te halen, maar kreeg zijn gesprekspartners niet overtuigd. Uiteindelijk werd dat gesprek maar afgebroken, en ging het ineens over de evolutietheorie in combinatie met het scheppingsverhaal uit de Bijbel. De redding kwam van Psalm 90:4, maar de beste man was ook nu weer niet te overtuigen. Kortom, ik was blij dat ik niet aan die tafel zat.

Verwarring alom.

Zoals de meesten van jullie weten, heb ik een aantal taalmaatjes van het Taalhuis in Amstelveen, momenteel vier om precies te zijn, en een eigen groepje dat in 2019 is ontstaan. Maar, ik doe nog meer. Online begeleid en help ik een aantal mensen die soms gewoon een goed gesprek willen hebben of hun hart willen luchten. Maar, omdat je soms te weinig weet, geeft dat wat verwarring. De namen in dit verhaal heb ik wel veranderd in verband met privacy.

Op een avond zat ik in een groep te kletsen met een man, Jan de Boer uit Amersfoort. Omdat het gesprek over een aantal privézaken begon te gaan, vroeg hij of hij een contactverzoek mocht sturen. Ik stemde daarmee in, en zag binnen een paar minuten inderdaad een verzoek binnenkomen van Jan de Boer uit Amersfoort, en klikte hem open. Tot mijn stomme verbazing begon de man mij in het Afrikaans te begroeten, en ik kreeg vrijwel direct in de gaten dat het een andere persoon was dan waar ik in de groep mee zat te praten, vooral omdat er nog een tweede contactverzoek binnenkwam van……. De Afrikaanse Jan had mij bezig gezien in een andere groep en wilde gewoon wat meer informatie, maar verwarrend was het wel. Ik heb de twee mannen, tot grote hilariteit ook aan elkaar voorgesteld.

In het verleden gebruikte ik het programma Speaky om taalmaatjes te helpen. Dit is een soort messenger met dit verschil dat je elkaars berichten kunt corrigeren. Mijn taalmaatje Zara was op het niveau dat ze Speaky zou gaan gebruiken. De volgende dag zou zij zich gaan aanmelden. De volgende dag kwam de aanmelding binnen. Ze had een leuke welkomsttekst geschreven, dat wel, maar deze was in het Engels. Dat was vreemd, “mijn” Zara sprak in die tijd zeer slecht Engels. Inderdaad, het was een andere dame. Ik vroeg mij af waarom zij op mij geklikt had, op Speaky stond ik geregistreerd als iemand die helpt met het leren van het Nederlands. Zij had mij in actie gezien op het forum, en zag mij meerdere talen gebruiken, waaronder Engels, en vond mijn stijl van lesgeven wel leuk. Later kwam mijn taalmaatje ook op de groep. De twee dames heb ik ook met elkaar in contact gebracht, wat, volgens beiden, een heel leuk gesprek werd.

Speaky heb ik wel verlaten vanwege de vaak dubieuze contactverzoeken.

Weer bloggen op een EEEPC

Zoals de meesten van jullie weten, heb ik een zwak voor oude spullen. Dit stukje zit ik te tikken op een afgedankte EEEPC901 uit 2009. Het apparaat is ontworpen voor een lichte versie van Windows 7 en dus totaal ongeschikt voor het huidige geweld van de bekende systemen van Microsoft. Maar gelukkig bestaat er Linux, zodat er een alternatief is. Zodoende draait deze EEEPC weer met een up-to-date systeem. En waarom ik hem aan de gang wil hebben? Het is een lekker licht en handzaam apparaat.

Pechvogel, of niet?

Als je een auto hebt, en vooral bij een wat ouder exemplaar, is het handig om iets van pechhulp te hebben. Nu moet ik erbij zeggen dat ik vanaf 1987 al trouw ergens een abonnement heb, eerst bij de ANWB, daarna Routemobiel en nu gewoon via de garage. Meestal kan ik mijn auto zelf wel weer op weg krijgen, ik heb een paar keer met een lekke band gestaan, maar de storingen die ik heb gehad, waardoor ik assistentie moest inroepen, kwam meestal door oorzaken die te op voorhand te verhelpen waren.

1988: Talbot 1100 bestel, nog een keer 1992: Renault Express, de fuseekogel.

Toevallig ook bij dezelfde garage. Beide incidenten hadden op nog geen 400 meter van elkaar plaats op de De Boelelaan in Amsterdam. Het verhaal is hetzelfde, dus ik schrijf dit stukje in enkelvoud.


Na het ophalen uit de garage, zat er een rammeltje in het stuur. Bij de APK wordt er op speling op de fusee gecontroleerd, dus ik maakte mij geen zorgen. Voor alle zekerheid belde ik de garage om te vertellen dat ik speling had. Beide keren redde ik de garage niet, op weg brak de fusee geheel, waardoor het wiel onderuit vloog. Omdat ik al voorzichtig reed, gebeurde er niet veel.

1989 : Talbot 1100 bestel, bougie eruit

Begin 1989 hoorde ik ineens gesis onder mijn motorkap vandaan komen, gevolgd door een klap. Gelukkig kon ik de auto in de kant zetten, en bleek dat een van mijn bougies uit het blok was geknald. De garage had de bougies alleen handvast erin gezet. Gelukkig kon ik over een bougiesleutel beschikken. Na het weer indraaien van de bougies bleek er geen schade te zijn.

1991: Renault Express, terugroepactie.

In 1989 en 1990 werd ons bedrijf uitgebreid met twee nieuwe Renault Express. Dit waren de eerste wagens op diesel nadat er trouw op benzine werd gereden. In 1991 werden beide wagens teruggeroepen, de drukregelaar van de radiateur zou niet goed zijn. Bij de oudste van de twee wagens bleek dat inderdaad het geval, waardoor, tijdens het vervangen, de dop door de werkplaats vloog. Beide wagens hebben daarna een paar keer last gehad van een lekkende koppakking.

2003: Renault Kangoo, terugroepactie.

In 1998 was het gedaan met de beide expressjes, ervoor in de plaats kwamen een Seat Inca, die zijn leven eindigde in 2009 door een aanrijding op de snelweg bij Sint-Niklaas, de andere werd vervangen door een Renault Kangoo.

In 2003 was er wederom een terugroepactie van Renault. Echter, ik had die week een rit richting Groningen op het programma staan. De garage stelde mij gerust, het was maar een check, en ik kon gerust gaan rijden. De heenrit verliep probleemloos, echter, op de terugrit gingen ineens alle lampjes op het dashboard branden. Bij het stilzetten spoot aan alle kanten de olie eruit. De pechdienst zag het al snel,” dat is de vacuümpomp”. En daar ging de auto in de takels. De volgende dag belde ik de garage. Allereerst om te melden dat mijn auto onderweg was maar ook om te vragen wat er gecheckt moest worden. “De vacuümpomp”, was het antwoord.” Jij mag drie keer raden wat er gisteren bij mijn auto kapot ging.”

De garage wilde nog een rekening voor de reparatie sturen.

2005: Renault Kangoo, loszittende wielen.

Tijdens een rit naar Antwerpen hoorde ik ineens een vreemd gerammel onder mijn wagen vandaan komen. Nu zijn wagens met voorwielaandrijving gevoelig voor versleten homokineten. Om dit te checken ging ik even aan de kant. Normaal gezien zie de dan dat er een hoes gescheurd is. Echter, niets van dit alles. Omdat ik toch in de kant stond, deed ik iets wat ik nog altijd na zo’n 200 kilometer rijden na een beurt doe, mijn wielmoeren, sorry, wielbouten natrekken. Maar goed ook, bij alle wielen bleken de bouten los te zitten.

2006: Kia Pregio, koelsysteem.

De Kia Pregio verloor ineens alle koelvloeistof. Gelukkig gebeurde dit bij mijn werk. Een constructiefout zorgde ervoor dat een leiding in de lengte kon scheuren.

2010: Citroën Nemo, achterbrug.

Ineens is er paniek, de Citroën mocht niet meer rijden, er bleek een constructiefout in de achterbrug te zitten, en deze moest in zijn geheel vervangen worden.

En nu?

Tot 2010 was ons bedrijf een kilometervreter, de wagens reden tussen de 20 en 60 duizend kilometer per jaar. Sinds de crisis van 2009 en onze verhuizing in Uithoorn, hebben we minder kilometers te rijden. De Citroën is er nog steeds, de Kia is inmiddels vervangen voor een tweedehands Opel, nadat de Kia al vervangen werd door een tweedehands Volkswagen Caddy vanwege het energieverbruik.

Inmiddels heb ik geleerd dat het handiger is om een tweedehands wagen te kopen, deze hebben de terugroepacties al gehad en zijn een stuk betrouwbaarder.

De telefoon, de nieuwe computer?

Een tijdje geleden werd ik tijdens een vergadering aangesproken:” Kun je jouw telefoon niet even wegleggen? Je bent regelmatig in beeld en het is geen gezicht dat je steeds op jouw telefoon aan het kijken bent. Wat moeten de mensen thuis wel niet denken?” Hiermee zou hij normaal een punt hebben, ware het niet dat ik de telefoon tijdens de vergaderingen gebruik om teksten voor de vergadering op te zoeken. Vergeet daarbij niet dat mijn huidige telefoon dezelfde opslag(64GB) en geheugengrootte(4GB) heeft als de laptop waar ik dit stuk op zit te tikken. Bovendien is het zo dat een telefoon niet zoveel ruimte in beslag neemt en dat het bovendien geen pretje is om een hele avond een laptop op schoot te hebben als je niet aan de tafel kunt zitten.

Dus, sorry, als je mij in een vergadering met een telefoon in de hand zit zitten, ik ben dan niet bezig met spelletjes, maar ik gebruik hem dan in plaats van de laptop.

Nederlander in België.

Op Mastodon heb ik sinds een tijdje een paar Vlamingen onder de volgers. Op zich niets bijzonders, maar wel een reden om eens een paar anekdotes op te schrijven.

In de jaren 2002 tot 2010 werkte ik regelmatig in België, tot 2004 om ons Belgisch zusterbedrijf met de techniek te assisteren, vanaf 2004, na het faillissement van dat zusterbedrijf, op eigen houtje, totdat de crisis in 2009 uitbrak. In Nederland was deze heftig, in België was het een bloedbad, niet in de eerste plaats door het ontbreken van een federale regering. Dit laatste heeft ertoe geleid dat ik nu ook Afrikaans kan spreken, maar dat is iets voor een ander verhaal. 

Een van de grote verschillen in de culturen zijn de beleefdheidsvormen. Als een Vlaming een vraag wil stellen, zal hij eerst beginnen met “Mag ik u iets vragen, misschien?” Een Nederlander slaat dat ritueel over en stelt meteen de vraag. In Nederland is dat gewoon beleefd, maar in België is dit ronduit onbeschoft. 

Dat verschil maakt ook dat Nederlanders soms niet doorhebben dat hun Belgische gesprekspartner op ontploffen staat, een Belg blijft “hoffelijk”, een woord dat we in Nederland niet eens gebruiken. 

In ’s Gravenwezel was ik een keer bij een winkelier die een Nederlandse klant in de winkel had staan. Deze plaats ligt vlak bij Schoten, dat een hoog aantal Nederlandse inwoners kent. De klant had een videoband geleend en was een dag te laat met inleveren. Hij moest daarom een boete van drie euro betalen. Echter, meneer deed daar nogal moeilijk over en bleef zeuren. De klant kon mij zien, ik stond immers ook achter de balie. Op een bepaald moment merkte ik de irritatie bij de winkelier op, een teken voor mij om eens in te grijpen. Ik:”Je bent gewoon drie euro schuldig. Leg die drie euro gewoon neer, en ga weg.” De klant, een beetje geschrokken, legde het geld neer, en verliet de winkel. “Dat gaat mij een klant kosten”, zei de winkelier. “Welnee, die komt gewoon terug, en misschien biedt hij zelfs excuses aan.” Een week later was ik weer bij deze winkel, de klant was inderdaad weer langs geweest, en had zijn excuses aangeboden. 

Spraakverwarringen zijn er natuurlijk ook. Als Nederlander moet je voorzichtig zijn met de reden te geven waarom je naar het toilet wil, het kan bij onze Vlaamse medemens de wenkbrauwen doen fronsen. Maar er zijn er nog meer. Ik kreeg een telefoontje uit Arendonk. De klant klaagde dat een kastje niet paste. Vreemd, om vergissingen te voorkomen, leverde ik zelf aan de kleinere klanten, en ik had gecontroleerd of de juiste kast bij de juiste televisie zat. Of ik, als ik toch kwam, meteen nog een televisie kon meenemen. Bij de klant aangekomen, keek ik naar het kastje. Het was inderdaad het juiste type. Toen zei de klant:” Een kastje zonder televisie, dat past toch niet?” 

Dit is de reden dat ik, nog steeds, mijn taalgebruik aanpas zodra ik met een Vlaming te maken heb.

En dan het Frans. Een Waal verwacht dat iedereen die Nederlands spreekt, ook Frans kan spreken. 

Op de E17, vlakbij Sint-Niklaas, raakte ik betrokken bij een aanrijding. Een Fransman was zo idioot bezig dat hij van de linker rijstrook dwars over de weg schoot om achterin mijn wagen te duiken. De man bleek alleen Frans te spreken, dus belde ik “den 100”. “Zou u iemand kunnen sturen die Frans spreekt?” “Meneer, alle agenten in België spreken Frans.” De politie arriveerde. “Waarom heeft u gebeld?” “Wel, ik spreek geen Frans en er werd mij verzekerd dat alle agenten in België Frans kunnen spreken.” “Tien, in Oost-Vlaanderen zeker?” 

Een paar jaar daarvoor had ik al een keer een aanvaring met een Franstalige Belg. Ik werkte in Puurs, Liezele om precies te zijn, en de zaakvoerder ging samen met de eigenaar van het bedrijf naar het nieuwe onderkomen in Bornem. Ach, 60 procent van de Belgen is Nederlandstalig, ik was in Vlaanderen, dus wat kon mij gebeuren. Even later kwam de vaste chauffeur aanrijden. “Er is een ton met bruine zeep in mijn camion omgevallen. Mag ik de brandslang gebruiken om de boel op de kuisen?” “Natuurlijk Frans, altijd.” Even later komt een andere vrachtwagen aanrijden uit Zaventem. “Gelukkig”, dacht ik, “een Vlaming.” Mijn opluchting bleek van korte duur. De man begon in het Frans een heel verhaal af te steken. Uit zijn verhaal kon ik een paar steekwoorden halen waardoor ik begreep dat hij een pallet wilde lossen. “Excuseert, ik ken geen Frans”, verontschuldigde ik mij, waarna een zeer luid “Wablieft” uit de andere vrachtwagen klonk. Terwijl ik stond te hinniken van het lachen, ontplofte onze Franstalige vriend en brieste mij toe dat, als ik in België was, het wel handig zou zijn als ik vloeiend Frans zou kunnen spreken. Dat moet je dus niet met een Nederlander doen, dus ik antwoordde, “Meneer, als u zich in Vlaanderen begeeft, en met name in de provincie Antwerpen, is het handig als u Nederlands kunt verstaan.” De man vertrok van kleur, de pallet werd gelost, en hij scheurde weg. Frans, de andere chauffeur, die inmiddels klaar was met zijn schoonmaakactie, kwam, nog proestend van het lachen op mij aflopen, stak zijn hand uit en zei” welkom bij de taalstrijd.”

Round-up

Toen ik bestuurslid bij de museumtramlijn was, was een van onze kopzorgen het beheersen van het groen. Dat werd in het verleden heel simpel onder de knie gehouden, twee keer per jaar werd er met round-up gesproeid, net zoals de spoorwegen dat in die dagen deed totdat het besef kwam dat het goedje veel meer schade aanricht dan beloofd.

Op een dag reed ik langs de museumlijn en zag plekken waar, tegen alle afspraken in, duidelijk met roundup was gespoten. Mijn eerste telefoontje ging direct naar de verantwoordelijke voor het groen, die in alle toonaarden ontkende. Een week later moest ik bij de gemeente zijn voor overleg, de Japanse Duizendknoop begon een plaag te worden. De woordvoerder meldde mij dat er een experiment met round-up werd gehouden om te kijken of dat middel daarvoor gebruikt kan worden. Ze vertelde ook dat de Museumtramlijn een van de gebieden was dat als proefgebied was aangewezen. Ik voelde mij op dat moment door de grond zakken, de gemeente, die zelf tegenstander van round-up is, had het zelf gebruikt? Mijn eerste telefoontje was naar de verantwoordelijke voor het groen om mijn excuses aan te bieden. We hebben er hartelijk om gelachen. Dat experiment met round-up is trouwens gestopt, een Japanse kever blijkt veel effectiever, hoewel ik mijn hart vasthoud. Om luis tegen te gaan zijn er ooit Aziatische lieveheersbeestjes naar Europa gehaald, waardoor zijn Europese soortgenoot bijna nergens meer te zien is, en daar de die kever ook gek is op aardbeiplanten…..

Taalmaatje geslaagd!

Afgelopen woensdag was ik bij een van mijn taalmaatjes op bezoek. Trots liet zij haar inburgeringsdiploma zien. Normaal mag ik een taalmaatje een half jaar helpen met het inburgeren, waarbij de taal het belangrijkste punt is. Bij dit taalmaatje was een termijn van een half jaar geen optie, in haar cultuur is een vrouw nogal ondergeschikt, waardoor ze weinig zelfvertrouwen had. Ik schrijf had, want tijdens het traject heb ik haar flink aangemoedigd en daarmee haar zelfvertrouwen flink opgekrikt. Dit betekende wel dat het traject drie jaar duurde in plaats van de geplande zes maanden. Maar trots mag zij zijn. Zij woont nu vier jaar in Nederland, spreekt vloeiend Nederlands en werkt in een winkel, waardoor zij haar taal verder kan oefenen. Of ik het nu rustig krijg? Ik heb momenteel nog twee taalmaatjes, en er is een enorme wachtlijst. Het klopt dat een taalcoach gekoppeld wordt aan één taalmaatje, maar ach, op één been kun je toch ook niet lopen?

En mijn taalmaatje? Die zal binnenkort een brief ontvangen voor de inburgeringsceremonie, waarna zij Nederlands is. Of, zoals ik zeg, net zo Nederlands als ik, alleen staat er een exotische geboorteplaats in haar paspoort in plaats van Amstelveen, waar ik geboren ben.

Een defecte fiets.

Zoals je op Vivaldi.social ook kunt zien, repareer ik, samen met mijn broer, allerhande elektrische apparaten. Afgelopen week was het een keer de beurt aan een elektrische fiets die tussen een autodeur was terecht gekomen, met doorgeknipte draden tot gevolg. Tijdens het doorknippen was een deel van de software ook beschadigd. Dit is een van die keren dat ik echt trots ben op mijn werk( en dat van mijn broer).

De draden zitten weer vast.

Voor de eerste keer inschakelen.

Testen van het display.

Klaar..

Doe meer met jouw browser.

Afgelopen week ben ik over Vivaldi gestruikeld, een browser gebaseerd op Chromium. Het leek een standaard browser, totdat ik inlogde. Een heel menu kwam er tevoorschijn met een Mastodoninstance, waar een account vrijwel geactiveerd was, en deze, op WordPress gebaseerde blog. Het is nu even uitproberen, maar ik vermoed dat ik weer af en toe stukjes zal gaan schrijven.

2022.

Na de coronajaren 2020 en 2021, dacht ik in rustig vaarwater te komen. Mijn bestuursfuncties bij de Museumtramlijn had ik neergelegd omdat dit mij gevraagd werd. Dit was overigens een afspraak met mijzelf, ik was gevraagd om aan te treden, dan moet je ook aftreden als dat gevraagd wordt.

Inmiddels was het in de Amstelveense politiek bekend geworden dat ik was afgetreden bij de Museumtramlijn, en zo klopte een politieke partij aan mijn deur. Zij hadden eisen, maar ik ook. Ik hou er niet van om rechts of links te zijn, beide kampen hebben hun voor- en nadelen. Deze partij, Actief voor Amstelveen, is een lokale partij die best wat voor de kiezen heeft gehad en, toen de Museumtramlijn hulp nodig had, ook hulp geboden heeft.

Op het privévlak ging het wat minder. Mijn schoonmoeder kreeg een hersenbloeding. Op zich leek het na een tijdje weer de goede kant op te gaan, hoewel ze waarschijnlijk aan één kant verlamd zou blijven. Toch ging het plotseling minder, en overleed zij.
Kort daarop ging mijn vader ineens achteruit. Volgens de verpleging was het niet meer mogelijk om mijn vader in bed om te draaien. Die avond draaide ik hem gewoon om. Ik merkte wel dat hij wat zwak was, maar dat gebeurde wel vaker. De pijn bleek zo erg te zijn dat mijn vader aan de morfine moest. Toen ik ’s ochtends bij hem kwam, lag er bloed op zijn kussen, van een longontsteking, namen we eerst aan. Toen hij ’s avonds bloed braakte, en mijn vader amper adem kon halen, wist ik dat het einde nabij zou zijn. Die nacht overleed hij.